Een speculatief vat vol verhalen – Een gesprek met Max Pinckers
Tekst door Jasper Delva
Eerst gepubliceerd in Metropolis M, Nederland, 2022
Max Pinckers vult zijn rol als fotografische documentairemaker in op meervoudige wijze. Soms is hij een detective en geschiedkundige, dan weer eigent hij zich de rol van romanschrijver en toneelregisseur toe. Feiten worden fictie en vice versa: een speculatief vat vol verhalen in de tentoonstelling Double Bind in het FOMU in Antwerpen is het resultaat. Jasper Delva loopt met Pinckers door de tentoonstelling.
Max Pinckers is druk in de weer wanneer ik de expozaal op het vierde verdieping van het Antwerpse FOMU binnenloop. Camera en statief in de hand documenteert hij zijn eerste overzichtstentoonstelling in een museum. Het is een belangrijk moment voor de 33-jarige Brusselse fotograaf die in mei van dit jaar zijn doctoraat in de kunsten aan het KASK in Gent behaalde: ‘Ik verdedigde mijn doctoraat via Zoom in volle lockdown, wat meteen ook betekende dat ik niets van mijn werk kon tonen. Samen met curator Rein Deslé besloten we al het werk dat mijn doctoraat behelst samen te brengen. Maar zie het zeker niet als een retrospectieve, daarvoor ben ik nog te jong en te levend.’
Een foto van Max Pinckers (°1988) is niet zomaar in één oogopslag te bevatten. Veelal zijn het mooie maar tegelijk vaak overdreven theatrale beelden die doen denken aan filmposters of – stills. Denk maar aan Performance #1 (Los Angeles) uit de reeks Margins of Excess dat dienst doet als de cover-foto van de tentoonstelling. Een witte vrouw in zwart topje en zwarte man in wit t-shirt omhelzen elkaar innig, ze lijken elkaar te vinden in hun verdriet of pijn. Ik geloof amper dat het beeld echt is, een werkelijkheid registreert. Het lijkt too good to be true.
Ook bij het bekijken van andere foto’s bekruipt me dat gevoel. Zo is er een foto van een Noord-Koreaanse zetel uit de reeks Red Ink (2018) die meer wegheeft van een schilderij dan een foto. Ik kijk en probeer het beeld te registreren, maar keer op keer voel ik mezelf twijfelen. Is dit een ‘echte’ foto? Pinckers’ gebruik van verschillende soorten licht in veel van zijn foto’s, met weerkaatsingen, dubbele schaduwen of kleine regenboogjes als gevolg, en zijn keuze om rekwisieten zoals een camerastatief in zijn beelden op te nemen, versterken het ‘onechte’ en geënsceneerde karakter van de werken. Wat is een beeld en wat vertelt het over de werkelijkheid? Kan een foto de werkelijkheid überhaupt vatten? Dat zijn de thema’s waar Pinckers zich mee bezighoudt. Meer dan eens moet ik bij het zien van zijn werk daarom denken aan de woorden van Susan Sontag: ‘De camera bezit de macht om zogenaamd normale mensen op een dusdanige manier te nemen dat ze er abnormaal gaan uit zien’.[1]
Toch is Pinckers niet zomaar een fotograaf. In introducerende teksten vallen vaak termen als ‘documentaire’ en ‘onderzoek’ om zijn werk te typeren. Hij vertelt: “Ik ben altijd geïnteresseerd geweest in documentaire als een houding. In mijn werk onderzoek ik de verhouding tussen mezelf en mijn onderwerp en hoe dat verschuift door de manier waarop ik beelden maak, gebruik en samenbreng. Ik ervaarde dat documentaire zelf-kritisch en -reflexief moet zijn op de maker en op het medium vooraleer het iets kan vertellen over een onderwerp. Alleen dan kan er engagement zijn met het verhaal en kan ik iets vertellen.’ Pinckers karakteriseert zijn werk als ‘speculatieve documentaire’: ‘ Het gaat over het in elkaar vloeien van feit en fictie waardoor beide iets over elkaar vertellen, en dan vooral dat ze geen absolute termen zijn maar slechts te begrijpen zijn in relatie tot elkaar. Mijn werk is méér dan een representatie van een externe realiteit: het is een speculatief proces dat realiteit en waarheid benadert als meervoudige, kneedbare noties die op verschillende manieren kunnen worden verwoord en verbeeld.’
Dat opzoeken van de spanning tussen feit en fictie, objectiviteit en subjectiviteit, realiteit en verbeelding zit vervat in de insteek, alsook de titel, van de expo. Pinckers: ‘De tentoonstelling is een reflectie op de double bind, een dilemma in communicatie waarin tegenstrijdige boodschappen zorgen dat adequaat reageren op de ene boodschap, het in gebreke blijven van de andere boodschap betekent, en omgekeerd.’ Het geeft te denken: Kan een feit fictief zijn en een fictie feit? Wat gebeurt er wanneer mensen een fictie voor feit aannemen of omgekeerd? Pinckers legt verder uit: ‘Vaak zit er waarheid in een fictie of een verhaal, zoals in Margins of Excess. Maar het is ook belangrijk om echte feiten niet te gaan ondermijnen en te erkennen dat die er ook zijn, zoals in Unhistories. Het is steeds een grijze zone. In deze werken, die vertrekken van een fictieve, vergeten of onmogelijke realiteit, gaat het over de balans tussen kritisch zijn over de aard van beelden en documentairestrategieën en het berichtgeven en vertellen over iets dat, al dan niet fictief, gebeurt in de wereld.’
Het valt meteen op wanneer we samen verder door de expo lopen: een diagonale, langwerpige wand, onderdeel van de scenografie van de hand van Gauthier Oushoorn, verdeelt de ruimte in twee. Die opdeling wordt nog geaccentueerd doordat het rechterdeel van de expo zich op een verhoog bevindt. Rechts, in de hoogte, heb je Margins of Excess (2018), een werk dat ontstond tijdens een roadtrip doorheen de VSA die Pinckers ondernam met zijn vrouw en rechterhand Victoria Gonzalez-Figueras en dat de verbeelding van mensen wil documenteren.
We nemen het trapje. Margins of Excess, zo vertelt Pinckers, vertelt het verhaal van zes mensen die terecht kwamen in een trail by media doordat ze zogezegd iets hadden verzonnen over hun leven. Zo is er het verhaal van Ali Alqaisi die mensen wou doen geloven dat hij de ‘man met de kap’ was op de iconische foto uit de Abu Ghraib-gevangenis. Of het verhaal van Herman Rosenblat die een liefdesverhaal verzon over hem en een meisje dat hem elke dag een appel bracht toen hij in een Duits concentratiekamp zat ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. Pinckers: ‘Wat ik interessant vond in die verhalen is dat die mensen dat niet gedaan hebben met de intentie om te misleiden, eerder deden ze het om hun realiteit en dan vooral hun verwarring over deze bizarre en complexe tijd betekenis te geven en er mee om te gaan. Het verhaal is met andere woorden veel complexer dan de journalistieke klopjacht naar feiten doet vermoeden.’ Pinckers bezocht de zes protagonisten, maakte foto’s die hij met hun al dan niet verzonnen verhalen verbond en voegde archiefbeelden, persartikels en quotes toe. Met het sterk associatieve resultaat lijkt hij bijna bewijs te willen leveren voor de verzonnen verhalen. Of ook niet? Meer dan eens blijken de objecten in de foto’s niet echt te zijn. Zo is op een foto over Alqaisi’s verhaal een vliegtuigwrak te zien dat een cinema-prop blijkt te zijn. En wordt er om Rosenblats verhaal te bestendigen een appelsien – geen appel dus – over een hek met prikkeldraad gegooid.
Pinckers vult zijn rol als documentaire-maker in op dubbele wijze. Soms is hij een detective, dan weer eigent hij zich de rol van romanschrijver toe. Met veel respect voor het verhaal – zo kan je testimonies door de personages in de verhalen bekijken in een zithoek – lijkt hij de werkelijkheid, hoe fictief die ook is, van deze mensen te willen bloot- en vastleggen. Maar dan verschuift zijn rol en is het alsof hij, net als de zes hoofdrolspelers, zelf de pen in eigen hand neemt en laat hij opvallende elementen uit het verhaal nog sterker uit de verf komen: ‘Het is de spanning tussen de journalist die uit is op feiten en de waarde van en eigen waarheid in een persoonlijk verhaal.’ Het is een clash, zo legt Pinckers uit, die ons iets vertelt over de ware aard van foto’s en beelden: ‘Foto’s gedragen zich vaak op deze manier. Ergens is het een feit want je registreert iets, legt het vast. Maar eens het een beeld wordt, komt er onvermijdelijk heel wat verbeelding overheen.’ Zo ontstaat een verdubbeling van feit en fictie, die de relatie tussen beide constant overhoop haalt. Je weet dat de verhalen verzonnen zijn, maar de foto’s van Pinckers maken ze toch tot – meer – realiteit.
We steken de zaal door en komen terecht in Unhistories (2015-…). Het is een andere wereld, Kenia meer bepaald, en niet alleen omdat we ons ergens anders op onze planeet bevinden. Pinckers werd in 2015 uitgenodigd door The Archive of Modern Conflict, een archief in London dat kunstenaars uitnodigt om iets te doen met hun archiefmateriaal en collectie. Daar vond hij een map met Britse propaganda over de Mau Mau, waarin de Keniaanse verzetsstrijders die zich tussen 1952 en 1960 tegen de Britse koloniale overheersing verzetten in zeer éénduidige beeldtaal, als wilde beesten die met machetes vernieling en verderf zaaien, worden afgebeeld. Het werk bestaat voor het grootste deel uit die archiefdocumenten, die in een lange rij over de muur van het FOMU worden tentoongesteld. Het is een weerzinwekkende collectie die de gruwelheden van de Britten ‘publiek’ maakt en ook online verzameld en gepubliceerd zijn[2]. Maar door de aard van het materiaal blijft de behandelde materie veelal abstract, een ver-van-ons-bed-show. ‘Wat ik doe, is samen met overlevers van die kampen dat archief aanvullen met een emotionele, imaginaire invulling. Zo willen we een tegenstem laten zien en horen.’
Tussen de foto’s die daaruit voortkwamen zijn Whatapps-berichten tussen Pinckers en de Mau Mau te zien, waarin ze bespreken hoe ze de foto willen maken en wat ze willen tonen. Die berichten op de muur doen wat denken aan director’s notes. Ze tonen letterlijk de constructie van de realiteit. Maar dan wel op een transparante manier: ‘Als die transparantie er niet is en ik als witte Europeaan daarheen ga, dan komt het wéér neer op iets exploiten of te mijnen en naar hier te brengen. Daarom zijn er ook filmpjes waarin zij zelf aan het woord zijn en vertellen over de samenwerking.’
Unhistories toont Pinckers opnieuw als documentairemaker, maar anders dan in Margins of Excess: ‘In tegenstelling tot Margins of Excess waar ik helemaal binnenbreek in het verhaal en het invul met verbeelding is hier veel minder ruimte voor verbeelding omdat het over slachtofferschap gaat. Het gaat over een invulling van een geschiedenis die werd gewist en waar ik samenwerk met mensen om die geschiedenis meer volledig en meer publiek te maken.’ Waar Pinckers in Margins of Excess zich de rol van journalist en romanschrijver toe-eigent, heb ik hier het gevoel dat hij balanceert tussen geschiedschrijver en theatermaker. Enerzijds legt hij een vergeten, verdrukte, maar vooral een echt gebeurde geschiedenis voor de eerste keer bloot. Anderzijds voegt hij met zijn demonstrations als volleerd regisseur een hoop drama toe aan de droge archiefstukken. Het is alsof hij beseft dat een geschiedenis zonder emotie, zonder leed en pijn, zonder echte angst, geen volwaardige geschiedenis is of kan zijn. De toegevoegde fictie maakt de feiten des te meer waar, maar tegelijk des te pijnlijker.
Double Bind brengt ten slotte drie werken samen die reflecteren over het vaak manipulatieve karakter van fotojournalistiek: ‘Het verschil tussen fotojournalistiek en documentaire is dat er binnen fotojournalistiek geen echte kritische vraagstelling is over hoe een foto zich verhoudt tot de realiteit. Een foto wordt gezien als een transparant venster. Het beeld legt de werkelijkheid vast zoals hij is, als een feit.’
Trophy Camera v0.95 (2017), dat Pinckers samen met Dries Depoorter maakte, weet dat gegeven op een sterke manier in vraag te stellen. Het is een camera die op basis van een algoritme analyseert hoeveel kans een foto maakt om World Press Photo of the Year te winnen. Het werk pretendeert op die manier de weg naar de prestigieuze prijs mogelijk te maken, maar legt meteen ook bloot dat veel van de vorige winnaars gebruik maken van gelijkaardige of zelfs stereotype beelden. Dat doet ook Double Reward, dat foto’s verzamelt het National Geographic archief. Pinckers en Gonzalez-Figueras selecteerden foto’s waar iedereen een rode t-shirt of pull aan heeft of waar een opvallend rood textiel meteen in het oog springt. Niet voor niets wordt dit archief vaak omschreven als ‘The Red Shirt School of Photography’. Net als Trophy Camera v0.95 toont het dat de fotograaf het beeld manipuleert om tot een mooiere foto te komen, maar het is en blijft, zeker in fotojournalistiek, een taboe dat te benoemen. Bovendien werpt het een licht op het vaak verhulde, tot de donkere fotokamers verbannen selectieproces maar dat inherent deel uitmaakt van documentaire fotojournalistiek. Of kijk maar eens naar Controversy (2017), dat hij maakt met Sam Weerdmeester. Je zal op een heel ander manier kijken naar een iconisch beeld uit de fotojournalistieke geschiedenis.
Double Bind brengt het onderzoek dat Pinckers deed in het kader van zijn doctoraat samen en doet op ingenieuze wijze nadenken over de aard en betekenis van beelden in ons dagelijks leven en de maatschappij. Met uiteenlopende onderwerpen houdt hij de fotografie een spiegel voor en onderwerpt hij het aan een zelfonderzoek waarbij zowel de foto als de fotograaf de das niet ontspringen. Dat zelfonderzoek vertrekt vanuit, en doet dat overigens met veel respect voor, de persoonlijke, alledaagse ervaring van erg verschillende mensen en situaties en heeft allesbehalve de behoefte een absolute waarheid te vinden of te claimen. Zijn foto’s hebben in dat opzicht vaak een ‘que sais-je’-gehalte en brengen zo de onderzoekende en soms sceptische ingesteldheid van Pinckers treffend in beeld.
[1] Susan Sontag (1973). Over Fotografie. Amsterdam: Uitgeverij De Arbeiderspers.
[2] https://www.theelephant.info/photos/2021/11/25/unhistories-kenyas-mau-mau-a-walk-through-the-archives/